e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knevels fretters: vrɛtǝrs (Velden) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: kni (Velden), knie (Velden) knie [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf hacht: haxt (Velden), kniehak: knihak (Velden) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knijpen nijpen: nīēpe (Velden) nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker knikker: knikker (Velden), Geen idee  knikkers (Velden), kuls: Geen idee  kölse (Velden) knikker [SGV (1914)] || knikkers [SND (2006)] III-3-2
knikkeren knikkeren: knikkeren (Velden), kulsen: niet zeker  kulsen (Velden) Heette het vroeger anders? [N R (1968)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkerkuiltje putje: poetje (Velden) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knipogen oogjes knijpen: ögskes knīēpe (Velden) knipogen [SGV (1914)] III-1-1
knoeien, morsen, bevuilen slabben: slabbe (Velden) morsen [SGV (1914)] III-4-4
knoest knoest: Veldens dialekt  knoes (Velden), noest: noes (Velden) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] || noest [SGV (1914)] III-1-4, III-4-3