e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortademig dempig: dempig (Velden, ... ) dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korter maken afsnijden: de weg aafsnieën (Velden) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortwieken afsnijden: āfsnii̯ǝ (Velden), leewieken: lēwikǝ (Velden), toppen: tø̜pǝ (Velden) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kossem kossem: kǫsǝm (Velden) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten doen: waat doön de bakke (Velden), kosten: waät motte ze kosten (Velden) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: k^ö:stər (Velden) koster [RND] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Velden) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karmonaai (Velden), Syst. WBD  kermenaoi (Velden), kármenaaj (Velden) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] III-2-3
koud, mistig en somber weer allerzielenweer: allerziële weër (Velden), dompig (weer): dómpig (Velden), duister (weer): duuster (Velden), duuster wêr (Velden), heiig: heiig (Velden), koud en mistig (weer): kalt en mistig (Velden), mistig (weer): mistig (Velden, ... ), mistig we͂r (Velden), moeklucht: moeklôch (Velden), nevelig (weer): nevelig (Velden), triestig (weer): tristig (Velden) donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist zure moek: zôre moek (Velden) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4