21738 |
loteling |
dienstplichtige:
deensplichtige (L268p Velden)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24998 |
luchtbel in water |
gasbel:
gaasbelle(n) (L268p Velden)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
loogpupe (L268p Velden)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
lōōch (L268p Velden),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
looch (L268p Velden),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld! Opm.: korte oo.
lŏŏch (L268p Velden),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld! Opm.: lang.
lōōg (L268p Velden),
Opm.: kort.
lōōch (L268p Velden)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwavelstek:
zweivelstek (L268p Velden)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lūī (L268p Velden)
|
lui (traag) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luu (L268p Velden),
luuj (L268p Velden),
mensen:
miŋksə (L268p Velden),
miŋksən (L268p Velden)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND]
III-3-1
|
26319 |
luias |
katrol:
katrol (L268p Velden),
wals:
wals (L268p Velden)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
23217 |
luiden |
luiden:
luuje (L268p Velden)
|
luiden [SGV (1914)]
III-3-3
|
19029 |
luilak |
luierik:
luierik ( voelik) doa ste bis (L268p Velden)
|
luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4
|