e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op ruiters zetten, ruiteren ruiteren: rȳtǝrǝ (Velden), rø̜i̯tǝrǝ (Velden) Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.] I-3
op stelten lopen op stelten lopen: op stelte loup (Velden) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
opbergen opruimen: opruume (Velden) opbergen [DC 38 (1964)] III-1-2
opbrengst van een aardappelstruik struik: strūk (Velden) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
openbare verkoop publiek verkopen (ww.): publiek verkoupen (Velden), uitroep: oetreup (Velden), verkoop: verkoup (Velden, ... ) openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)] III-3-1
openbare weg rijksweg: Weg met nadere aanduiding, bijv. Riekswêg.  / (Velden) een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)] III-3-1
opgewarmde koffie opgewarmde koffie: Syst. WBD  opgewermde koffie (Velden) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgroeiend jong kipje pul: pøl (Velden), pulletje: pølkǝ (Velden) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophouden met het werk uitscheiden: ōetsekeië (Velden) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opklaren lichter worden: ’t wördt lichter (Velden), opklaren: opklaore (Velden), ’t klaort op (Velden) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4