24490 |
populier (alg.) |
populier:
Veldens dialekt
popelier (L268p Velden)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24365 |
pos |
jood:
ideosyncr.
joet (L268p Velden)
|
Hoe noemt u de pos: een zoetwatervis met een groenachtige bruine rug. De onderzijde is zilverwit. Hij is overdekt met bruine vlekjes, ook op de vinnen. Beide rugvinnen zijn door een vlies met elkaar verbonden. Hij kan ongeveer 20cm lang worden (post, pos, [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21203 |
postbode |
post:
pōs (L268p Velden)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
21141 |
postkoets |
koets:
koets (L268p Velden)
|
een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33171 |
poten |
poten:
pǭtǝ (L268p Velden)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝbɛkǝr (L268p Velden)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
27074 |
praam |
praam:
prām (L268p Velden)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21006 |
prei |
prei:
prei (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
[DC 13 (1945)]prei [SGV (1914)]
I-7
|
20667 |
preisoep |
preisoep:
Syst. WBD
preisoep (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22687 |
prent(je) |
prent(je):
print (L268p Velden)
|
prent [SGV (1914)]
III-3-2
|