34062 |
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
pink:
peŋk (L268p Velden)
|
Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pøl (L268p Velden),
pulletje:
pølkǝ (L268p Velden)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
24368 |
vrouwelijk ree |
reegeit:
riegeit (L268p Velden)
|
Ree, wijfjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|
34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
maal:
mǭl (L268p Velden)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gɛrm (L268p Velden),
ou:
ou̯ (L268p Velden)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
gelt:
gelt (L268p Velden),
zeug:
zeug (L268p Velden),
zoog:
zōx (L268p Velden)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
duivin:
Algemene opmerking: de rest van deze lijst is blanco!!
doevin (L268p Velden)
|
Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ęŋk (L268p Velden)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
gans:
gans (L268p Velden),
gās (L268p Velden)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
24440 |
vrouwelijke haas |
voedster:
wrsch.
voetster (L268p Velden)
|
Haas, wijfjeshaas [N 94 (1983)]
III-4-2
|