32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
[eg]scheien:
[eg]sxęi̯ǝ (L268p Velden)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
warsdrijven:
wêrsdrieve (L268p Velden)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
wêrsdriever (L268p Velden)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯l (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] || stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwinge (L268p Velden)
|
nopen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24957 |
eb, laagtij |
laag water:
lieg naater (L268p Velden)
|
eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20394 |
echtgenoot |
mens:
mins (L268p Velden),
minschs (L268p Velden)
|
(man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (L268p Velden, ...
L268p Velden),
wijf:
minachtend
wief (L268p Velden)
|
(vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
21313 |
eed |
eed:
ēīd (L268p Velden)
|
eed [SGV (1914)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekkatsje:
eiketske (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)] || eekhorentje [SGV (1914)]
III-4-2
|