24933 |
grindx |
grind:
grint (L268p Velden)
|
grind [SGV (1914)]
III-4-4
|
24732 |
groei, wasdom |
groei:
Veldens dialekt
gruij (L268p Velden)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
groeien:
gruijə (L268p Velden),
grø̜̄i̯ǝ (L268p Velden),
groter worden:
groeter waere (L268p Velden),
groeëter wèere (L268p Velden),
grôêtər wèrə (L268p Velden),
wassen:
wasje (L268p Velden),
wasse (L268p Velden),
wašǝ (L268p Velden),
wāsǝ (L268p Velden)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)]
I-4, III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
wassen:
Veldens dialekt
wassen (L268p Velden)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25246 |
groeizaam weer |
mals (weer):
mals wèèr (L268p Velden),
vet weer:
vet (L268p Velden),
vet weër (L268p Velden),
vet wèèr (L268p Velden),
vors (weer):
vors weër (L268p Velden)
|
groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25026 |
groen (kleur) |
groen:
grēūn (L268p Velden)
|
groen [SGV (1914)]
III-4-4
|
24594 |
groene berkentak |
mei:
Veldens dialekt
mei (L268p Velden)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24164 |
groenling |
kersvink:
kèrsvink (L268p Velden)
|
groenling
III-4-1
|
20778 |
groente |
groente:
Veldens dialekt
grönte (L268p Velden)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
Veldens dialekt
grönte (L268p Velden)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|