27253 |
timmerman |
schrijnenwerker:
šrī.nǝwe ̞rkǝr (Q091p Veldwezelt)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
ritsig:
retsǝx (Q091p Veldwezelt),
willig:
welǝx (Q091p Veldwezelt)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
als in het Frans
entrée (Q091p Veldwezelt)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomat (Q091p Veldwezelt),
toͅmatə (Q091p Veldwezelt)
|
[ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22658 |
toneelspel |
komediestuk:
e kemjèdiestèk (Q091p Veldwezelt)
|
een voorstelling door een toneelgroep [spel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17620 |
tong |
tong:
zen tong es aongelonje (Q091p Veldwezelt)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tong (Q091p Veldwezelt)
|
Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24256 |
torenvalk |
valk:
vdBerg; omgesp.
valək (Q091p Veldwezelt)
|
valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22025 |
tortelduif |
roekduif:
roekduif (Q091p Veldwezelt),
tortelduif:
vdBerg; omgesp.
totəldoͅf (Q091p Veldwezelt)
|
tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortelduif
III-4-1
|
23159 |
touwtjespringen |
touwtjespringen:
tèijke springe (Q091p Veldwezelt),
tèjke springe (Q091p Veldwezelt)
|
/ [SND (2006)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|