33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
18290 |
wit halsboordje |
bandje:
eerste e is stemhebbend
e bejnehe (Q091p Veldwezelt)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stār (Q091p Veldwezelt)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (Q091p Veldwezelt)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbotsə (Q091p Veldwezelt),
wit moes:
wet mōs (Q091p Veldwezelt),
wit moos (Q091p Veldwezelt, ...
Q091p Veldwezelt),
witmo:s (Q091p Veldwezelt)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaartje:
vdBerg; omgesp.
kwekstɛtsə (Q091p Veldwezelt)
|
kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
razen:
raoze (Q091p Veldwezelt),
taffelen:
i.e. doelloos rondlopen [zie nr.084].
taffele (Q091p Veldwezelt)
|
Woest, onachtzaam lopen (hollen, taffelen, razen, erop los lopen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q091p Veldwezelt
[(met kinketting)]
)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
21267 |
woord |
woord:
wit (Q091p Veldwezelt)
|
woord [RND]
III-3-1
|
25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wjɛs mǭkǝ (Q091p Veldwezelt)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|