e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

Gevonden: 1871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bustehouder soutien (fr.): sətjeͅi (Velm) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
capuchon kap: ka.p-kɛpkə (Velm) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
castreren boeten: byi̯tǝ (Velm, ... ), pitsen: pøtsǝ (Velm), snijden: snęi̯ǝ (Velm) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-12, I-9
centiem cent: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə seͅnt (Velm) koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
cirkelvormig raam uilegat: ø̜i̯lǝgaǝt (Velm), vangegat: vaŋǝgāǝt (Velm) Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b] I-6
colbertjasje jager: ja.əgər (Velm), pit: pe.t (Velm) colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
cultivator, extirpator schulp[eg]: sxø̜lǝp[eg] (Velm) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) daps: dapsə (Velm) insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2
damesblouse bloes: blus (Velm) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dameshoed? hoed: `ut (Velm) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3