19080 |
dienst |
dienst:
deens (L271p Venlo)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
21756 |
dienstplicht moeten doen |
opmoeten:
op môtte (L271p Venlo),
ópmóttə (L271p Venlo)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L271p Venlo)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
beest:
bies (L271p Venlo),
bieës (L271p Venlo),
biës (L271p Venlo),
meer
bīës (L271p Venlo),
dier:
deer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
beest || dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (L271p Venlo),
batse (L271p Venlo)
|
dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
dīēk (L271p Venlo)
|
een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33520 |
dik sap van steenvruchten |
koekoeksspij:
WLD
koekoekspeej (L271p Venlo),
most:
WLD
mós (L271p Venlo)
|
stijf geworden sap uit steenvruchten (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)]
I-7
|
20532 |
dik worden |
dijen:
dijë (L271p Venlo),
indikken:
indieke (L271p Venlo)
|
dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20714 |
dikke boterham |
dikke boterham:
Syst. WBD
ein dièke bótteram (L271p Venlo),
vim:
Syst. WBD
vim (L271p Venlo)
|
Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17611 |
dikke neus |
domper:
dômper (L271p Venlo),
fopneus:
foepneus (L271p Venlo),
mop:
mop (L271p Venlo),
stomp:
stòmp (L271p Venlo)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|