20419 |
dode |
dode:
doeie (L271p Venlo),
doeijə (L271p Venlo),
dodenwacht:
daëjewach (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lijk:
liek (L271p Venlo),
lièk (L271p Venlo),
liêk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
līēk (L271p Venlo)
|
dode || het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] || lijk || wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24726 |
dode tak |
dode tak:
WLD
doëjen tak (L271p Venlo),
dorre tak:
dorre tak (L271p Venlo)
|
Een dode tak (stek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23388 |
dodenhuisje |
dodenhuisje:
doejehuuske (L271p Venlo)
|
Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20441 |
dodenwake |
dodenwacht:
daëjewach (L271p Venlo)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (L271p Venlo),
dudəlzak (L271p Venlo)
|
Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (L271p Venlo),
hae wreef zich de schoon op mit ennen doók (L271p Venlo),
lap:
hae vreef zien schoon op mit enne lap (L271p Venlo)
|
doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
29173 |
doekboom |
stofwals:
stofwals (L271p Venlo)
|
De waterpas geplaatste, om haar as beweegbare, houten rol of cilinder in het onderste gedeelte van het weefgetouw, om welke het geweven goed wordt gerold. [N 39, 32a]
II-7
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
de gool (L271p Venlo),
goal (L271p Venlo)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22350 |
doel bij verstoppertje spelen |
pot:
poet (L271p Venlo),
put (L271p Venlo),
schuilplaats:
sjuulplaats (L271p Venlo)
|
Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
duimen draaien:
dŏĕmə dreijə (L271p Venlo),
friemelen:
friemele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
murksen:
moerkse (L271p Venlo)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|