21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgelt (L271p Venlo),
fooi:
fooi (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
fooj (L271p Venlo),
pree (<fr.):
pree (L271p Venlo)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
fiep:
fiep (L271p Venlo),
fopje:
föpke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
fopper:
fopper (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
foppertje:
föpperke (L271p Venlo),
lots:
loets (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
speen:
spiën (L271p Venlo)
|
fopspeen || fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
34119 |
forsgebouwde koe |
forse koe:
fǫrsǝ ku (L271p Venlo),
stukkige koe:
stø̜kegǝ ku (L271p Venlo)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
33528 |
framboos |
flamboos:
flamboös (L271p Venlo),
framboos:
framboeës (L271p Venlo),
mv: -e
framboëse (L271p Venlo),
mv: -ze
framboe(w)ze (L271p Venlo)
|
[DC 13 (1945)]framboos
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene pater (L271p Venlo),
franciscaan:
franciscaan (L271p Venlo)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
frānjǝl (L271p Venlo)
|
1. franje || franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
31875 |
freesmachine |
frees:
frē̜s (L271p Venlo)
|
Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.]
II-12
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L271p Venlo)
|
fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
31876 |
frezen |
frezen:
frē̜zǝ (L271p Venlo)
|
Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.]
II-12
|
25240 |
fris weer |
fris:
fris (L271p Venlo),
⁄t is fris bōete (L271p Venlo),
kilderig:
kelderig waer (L271p Venlo),
kèldərich (L271p Venlo),
koude:
de kéld (L271p Venlo),
ozelig:
ozelig waer (L271p Venlo),
pittig:
pittich (L271p Venlo),
tamelijk koud:
tamelik kalt (L271p Venlo)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|