33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtgoed:
paxt˲gōt (L271p Venlo)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamsel:
geraemsel (L271p Venlo),
geraamte:
geraamte (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
gerêmte (L271p Venlo)
|
geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
af:
aaf (L271p Venlo),
ááf (L271p Venlo),
gereed:
gereid (L271p Venlo),
klaar:
klaor (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
kloar (L271p Venlo),
vaardig:
vaerdig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
véérdich (L271p Venlo)
|
gereed || gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
25591 |
gereedschap waarmee men invet |
oude sok:
aldǝ zǫk (L271p Venlo)
|
De borstel, lap, vod enz. waarmee olie, vet, boter enz. op bakblik, bakplaat e.d. worden aangebracht. [N 29, 38b]
II-1
|
32001 |
gereedschapsgleuf |
lade:
lāj (L271p Venlo)
|
De gleuf aan de achterkant van het werkbankblad, waarin gereedschap kan worden gelegd. Zie ook afb. 113. [N 53, 208b; monogr.]
II-12
|
29055 |
geren |
geren:
gīrǝ (L271p Venlo)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
ein paar (L271p Venlo),
paar (L271p Venlo),
páár (L271p Venlo)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] || paar
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zōr mɛlk (L271p Venlo)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
geruik spek (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
geruikt spek (L271p Venlo),
rookspek:
ruikspek (L271p Venlo)
|
gerookt spek || spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
gerookte paling:
geruikdə paoling (L271p Venlo),
geruikte paoling (L271p Venlo),
paling:
paoling (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|