18053 |
gif |
vergif:
det is vergif (L271p Venlo),
vergif (L271p Venlo),
vərgif (L271p Venlo)
|
Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22490 |
gildeknecht |
knecht:
knɛx (L271p Venlo)
|
De knecht van een gilde [knaap]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17879 |
gispen, geselen |
klatsen:
klatse (L271p Venlo),
smikken:
smikke (L271p Venlo),
NB: zweep = smik.
smikke (L271p Venlo),
vitsen:
wietse (L271p Venlo),
wiĕtsə (L271p Venlo)
|
slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20949 |
gist |
gist:
ges (L271p Venlo),
gę.s (L271p Venlo)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2]
II-1
|
18687 |
glacé |
glac (fr.):
glacé⁄s (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
glachaas (<fr.):
glacé haase (L271p Venlo)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glad (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
klad (L271p Venlo)
|
glad [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
33739 |
gladde ijzerdraad |
draad:
drǭt (L271p Venlo),
gladde draad:
gladǝ drǭt (L271p Venlo),
ijzerdraad:
īzǝrdrǭt (L271p Venlo)
|
Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.]
I-8
|
20049 |
gladiool |
gladiool:
-
gladiool (L271p Venlo)
|
Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen, [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-lood:
glaas in loed (L271p Venlo),
glas-in-loodraam:
glaas in loed raam (L271p Venlo)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19399 |
glasgordijn |
gordijn:
gerdien (L271p Venlo)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)]
III-2-1
|