24959 |
golven ww. |
golven:
golve (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
golvə (L271p Venlo),
gòlləvə (L271p Venlo),
gòlvə (L271p Venlo),
gólvə (L271p Venlo),
klotsen:
(b.v. water in fles).
kloetse (L271p Venlo)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24538 |
gom |
hars:
hers (L271p Venlo),
WLD
hers (L271p Venlo),
hèrs (L271p Venlo),
schiellak:
schiellak (L271p Venlo)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] || gom v vruchen
III-4-3
|
20552 |
gombal |
zjiep:
sjeziep (L271p Venlo),
səsjiep (L271p Venlo),
ned. jujube
sjeziep (L271p Venlo),
zjiep-ke:
sjesĭĕpke (L271p Venlo),
sjə sjîepkə (L271p Venlo),
sjəzīēpkə (L271p Venlo)
|
siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17903 |
gooien |
gooien:
goeijen (L271p Venlo),
goeje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
gōēje (L271p Venlo),
idiosyncr.
goëje (L271p Venlo),
smijten:
smiete (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
idiosyncr.
smìëte (L271p Venlo)
|
gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19570 |
gootsteen |
gootsteen:
gäötstein (L271p Venlo),
palingsteen:
paolingstein (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
gootsteen || spoelsteen
III-2-1
|
30211 |
gording |
gording:
gǫrdeŋ (L271p Venlo)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
30212 |
gordingklos |
klots:
klǫts (L271p Venlo)
|
Driehoekig blok op de kapspanten waartegen de gording gespijkerd wordt. Zie ook afb. 49i. [N 54, 159]
II-9
|
20544 |
gort |
gort:
górt (L271p Venlo),
meel:
mael (L271p Venlo)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20608 |
gortpap |
gerstepap:
gèrstəpàp (L271p Venlo)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24411 |
gouden tor |
goudkever:
WLD
gold kaever (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de gouden kever: een soort kever, 15-21mm lang, bladsprietig (goudkever, goudbeest, gouwke, hovenier) [N 83 (1981)]
III-4-2
|