20498 |
kieskauwer |
kleine eter:
kleine ééter (L271p Venlo),
lekneus:
lekneus (L271p Venlo),
pintenneuker:
dae is met aete eine pinteneuker
pinteneuker (L271p Venlo),
pintneuker:
pintneukər (L271p Venlo),
slechte eter:
sléchten éétər (L271p Venlo),
smelenpikker:
smelepikker (L271p Venlo),
treuzelboks:
treuzelbôks (L271p Venlo),
zemelaar:
zemelaer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
kieskeurig:
keeskeurich (L271p Venlo)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19019 |
kieskeurig persoon |
fijnerik:
fĭĕnərik (L271p Venlo),
keverneus:
keverneus (L271p Venlo),
(met eten).
keverneus (L271p Venlo),
lekneus:
lekneus (L271p Venlo),
pintenneuker:
pinteneuker (L271p Venlo)
|
kieskeurig [SGV (1914)] || niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kiedele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
kiĕtələ (L271p Venlo),
kriebelen:
kriĕbələ (L271p Venlo)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kieuw (L271p Venlo),
kieuwe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kíeuw (L271p Venlo),
WLD
kieuw (L271p Venlo),
kīēwə (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)] || kieuw [SGV (1914)] || kieuwen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
roepen:
roope (L271p Venlo),
rope (L271p Venlo),
schreeuwen:
schrīēəwə (L271p Venlo)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24184 |
kievit |
kievit:
kievit (L271p Venlo)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33543 |
kievitsbonen |
kievitsbonen:
WLD
kievietsboën (L271p Venlo)
|
Een kievitsboon, een gespikkelde bruine boon (panachee, boterboon, kievitsboon, vreemdeboon, eitje, volterseke). [N 82 (1981)]
I-7
|
24935 |
kiezel, kiezelsteen |
kiezel:
keezel (L271p Venlo)
|
kiezel [SGV (1914)]
III-4-4
|
18893 |
kiezen |
keus maken:
keus make (L271p Venlo),
kiezen:
keeze (L271p Venlo),
uitkiezen:
ōētkeezə (L271p Venlo),
uitzoeken:
oetzeuke (L271p Venlo),
oêtzeuke (L271p Venlo)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] || het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|