17893 |
klieven |
klieven:
[Invloed vraagstelling/AN, RK?]
klèèvə (L271p Venlo),
kloven:
klauve (L271p Venlo),
klove (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kloven (L271p Venlo),
splitsen:
splitse (L271p Venlo)
|
Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)]
II-12, III-1-2
|
30449 |
klikplank |
vloerplank:
vlūrplaŋk (L271p Venlo)
|
Plank die aan de zijkant is voorzien van messing en groef. [N 54, 132a; monogr.]
II-9
|
21469 |
klikspaan |
klikspaan:
klikspaan (L271p Venlo),
roddelaar:
roddelaer (L271p Venlo)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
24581 |
klimop |
klimop:
-
klimop (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
klimòp (L271p Venlo),
klumop (L271p Venlo),
wintergroen:
wintergreun (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
-
wintergreun (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] || klimop [DC 60a (1985)], [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
19973 |
klink |
wip:
wep (L271p Venlo),
wipplank:
wøpplaŋk (L271p Venlo)
|
Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.]
II-9
|
17736 |
klinken |
klatsen:
klaatsen (L271p Venlo),
klempen:
#NAME?
klĕmpe (L271p Venlo),
klinken:
klinkə (L271p Venlo),
kwaken:
kwake (L271p Venlo),
luiden:
luuje (L271p Venlo),
lūūjə (L271p Venlo),
petsen:
petse (L271p Venlo),
spektakel maken:
spektakel make (L271p Venlo)
|
klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31497 |
klinknagel |
klinknagel:
kleŋknāgǝl (L271p Venlo)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11
|
24536 |
klit |
klit:
klet (L271p Venlo),
klette (L271p Venlo),
-
klitte (L271p Venlo)
|
donzige klis [DC 60a (1985)] || klis (plant) [SGV (1914)] || klit
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (L271p Venlo)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
appelkruimpje:
appelekräömke (dim.) (L271p Venlo),
kroos:
groos (L271p Venlo),
kroeës (L271p Venlo),
kroos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kroosje:
kreuske (L271p Venlo),
kruëske (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
appelkroos || Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] || klokhuis
I-7, III-2-3
|