23299 |
klokje op het priesterkoor |
koorbel:
koerbel (L271p Venlo)
|
Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23478 |
klokkenluider |
klokkenluider:
klokkeluujers (L271p Venlo)
|
De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23450 |
klokkenstoel |
klokkenstoel:
klokkestool (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23463 |
klokkentouw |
klokkentouw:
klokketouw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18230 |
klomp |
botje:
botjes (L271p Venlo),
klomp:
eine klomp (L271p Venlo),
klaomp (L271p Venlo),
klaompe (L271p Venlo),
klomp (L271p Venlo),
klompe (L271p Venlo),
klŏmp (L271p Venlo),
klŏmpe (L271p Venlo),
klòmp (L271p Venlo),
klómp (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
klômp (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
klômpe (L271p Venlo),
de o uitspreken als een halve oo, dus met een oo klank
klompen (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)]
II-12, III-1-3
|
32352 |
klompenmaker |
klompenmaker:
klompǝmē̜kǝr (L271p Venlo)
|
De persoon die het ambacht van klompenmaker uitoefent. [N 97, 1; monogr.]
II-12
|
18245 |
klompschoen |
houteren schoen:
haoltere schoon (L271p Venlo),
klompschoen:
klompschoon (L271p Venlo),
klómpschoon (L271p Venlo),
schoenklomp:
schoonklŏmpe (L271p Venlo),
schoonklòmp (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21039 |
klonter |
broebel:
broebels (L271p Venlo),
droebel:
droebel (L271p Venlo)
|
klonter in de pap || klonters
III-2-3
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
geklôntert (L271p Venlo),
kluntere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
klóntərə (L271p Venlo),
klôntere (L271p Venlo),
klôntərə (L271p Venlo),
koeken:
kaoke (L271p Venlo),
met kloters:
mit klôters (L271p Venlo)
|
klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19405 |
klopper, garde |
klopper:
thans
klopper (L271p Venlo),
kloprijsje:
kloprieske (L271p Venlo),
?it is het oude Venlose woord. Dat was `n gard van geschilde berketakjes, aan het eind (grip) samen gehouden door ijzerdraad.
klopriêske (L271p Venlo),
rijsje:
rieske (L271p Venlo)
|
garde gemaakt van twijgen || keukengarde van rijshout || Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)]
III-2-1
|