21347 |
knecht |
knecht:
eine nieë knech (L271p Venlo),
luie knecht:
lø̜jǝ knɛx (L271p Venlo)
|
Het hulpgereedschap om lange werkstukken bij de bewerking aan de werkbank te ondersteunen. Zie ook afb. 115. Het woordtype de moede uit Herten (L 330) kan zowel ø̄iemand die moe isø̄ als ø̄iemand die lui isø̄ betekenen (Hertens woordenboek, pag. 180). [N 53, 212; N 53, 223b] || knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)]
II-12, III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knɛx (L271p Venlo),
werklui (coll.):
wɛrǝklȳi̯ (L271p Venlo)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
34256 |
kneden |
kneden:
knaǝi̯ǝ (L271p Venlo)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
17921 |
knellen |
afknijpen:
B.v. van een ader.
aafkniepe (L271p Venlo),
klemmen:
klémmə (L271p Venlo),
knellen:
knelle (L271p Venlo),
knéllə (L271p Venlo),
knijpen:
kniepe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kniĕpə (L271p Venlo)
|
knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
knellen:
knéllə (L271p Venlo),
knijpen:
kniepe (L271p Venlo),
kniêpe (L271p Venlo)
|
drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24186 |
kneu |
heikneuter:
heikneuter (L271p Venlo),
heivink:
heivink (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu || kneu, hennepvink
III-4-1
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
blutse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
blutsə (L271p Venlo)
|
blutsen [SGV (1914)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33939 |
knevels |
fretters:
frɛtǝrs (L271p Venlo),
knevels:
knēvǝls (L271p Venlo)
|
Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45]
I-10
|
22410 |
knibbelen |
knibbelen:
knibbele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
mikado:
mikado (L271p Venlo)
|
Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17677 |
knie |
knie:
kne. (L271p Venlo),
kneen (L271p Venlo)
|
knie [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|