18545 |
kuitbroek |
knickerbocker (eng.):
knikker-bokker (L271p Venlo),
knienboks:
kneenboks (L271p Venlo),
pofboks:
poef-bóks (L271p Venlo)
|
een kuit- of kniebroek [N 59 (1973)] || kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19015 |
kundig |
erg vaardig:
erg véérdich (L271p Venlo),
knap:
knap (L271p Venlo)
|
een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] || kundig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
køns[mest] (L271p Venlo)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
strǫi̯ǝ (L271p Venlo
[(machinaal)]
),
strooien met de hand:
strø̜i̯ǝ met ˲dǝ hant (L271p Venlo)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
32629 |
kunstmeststrooier |
kunstmeststrouwer/-strooier:
[kunstmest]strǫi̯ǝr (L271p Venlo),
strooier/strouwer:
strø̜i̯ǝr (L271p Venlo)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
28459 |
kunstraat |
kunstraat:
kønsrǭt (L271p Venlo)
|
Middenwand van zuivere bijenwas gegoten en voorzien van cellenindruksels op het formaat van fijn werk. Wanneer de kunstraat in het midden van het raam bevestigd wordt, bouwen de bijen het raam uit tot een gelijkmatige raat fijn werk. Kunstraat dient om bijen te dwingen raten in de raampjes te bouwen. [N 63, 14c]
II-6
|
19863 |
kussen |
kussen:
køͅsə (L271p Venlo)
|
kussen
III-2-1
|
33950 |
kussenleder |
onderhaam:
ǫndǝrhām (L271p Venlo),
voering:
vōreŋ (L271p Venlo),
zijstukken:
zistøkǝ (L271p Venlo)
|
Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17]
I-10
|
19632 |
kussensloop |
kussensloop:
kussensloop (L271p Venlo),
kussenstijk:
kössesteek (L271p Venlo),
køͅsəstēk (L271p Venlo),
kustijk:
kössteek (L271p Venlo),
køͅstēk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ouder dan \'overtrek\'
køͅstēk (L271p Venlo),
Verklw. kössteekske
kössteek (L271p Venlo),
overtrek:
ø̄vərtreͅk (L271p Venlo),
sloop:
sluip (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] || kussensloop [Roukens 14 (1937)], [SGV (1914)] || sloop
III-2-1
|
18869 |
kwaad weglopen |
gaan:
gaon (L271p Venlo),
pleiten gaan:
dae geit pleite (L271p Venlo)
|
kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|