22579 |
met de palmpaas rondlopen |
palmhoutjesoptocht:
palmhøͅltjəsoͅptoͅx (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
eŋ stǭn (L271p Venlo)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) wijd staan:
wīt stǭn (L271p Venlo)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
batsen:
batse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
doffen:
doeffe (L271p Venlo),
een dof geven:
doef gaeve (L271p Venlo),
klatsen:
klatse (L271p Venlo)
|
Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
dabben:
dabǝ (L271p Venlo)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
smikken:
šmekǝ (L271p Venlo)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
doppen:
doppen (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
doppə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
tollen:
/
Tolle (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)] || tollen [SND (2006)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doppe (L271p Venlo),
doppen (L271p Venlo),
doppə (L271p Venlo)
|
1. Tollen (spel). || Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
32751 |
met een voor spitten |
spaden:
[spaden] (L271p Venlo)
|
Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.]
I-1
|
22598 |
met fakkels lopen |
fakkelen:
fakkele (L271p Venlo)
|
Met fakkels lopen op de eerste zondag van de vasten. [N 88 (1982)]
III-3-2
|