25130 |
motregen, fijne regen |
buitje:
bŭŭkə (L271p Venlo),
klein beetje regen:
klein bīĕtjə rēēgə (L271p Venlo),
miezel:
mièzel (L271p Venlo),
miezelregen:
miezel raegen (L271p Venlo),
moezel:
moèzel (L271p Venlo),
morzel:
morzel (L271p Venlo),
motregen:
motraege (L271p Venlo),
motraegen (L271p Venlo),
sijpregen:
ziepraegen (L271p Venlo),
sproeiregen:
spreujraegen (L271p Venlo)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen || motregen, fijne regen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
daar valt een druppeltje nat:
dər vélt ən dröppəlkə nààt (L271p Venlo),
droezig weer:
druuzig (L271p Venlo),
miezelen:
miesələ (L271p Venlo),
miezele (L271p Venlo),
mièzele (L271p Venlo),
mīēzələ (L271p Venlo),
ut mīēzelt (L271p Venlo),
moezelen:
moèzele (L271p Venlo),
’t begint te moèzele (L271p Venlo),
’t moezelt (L271p Venlo),
’t moèzelt (L271p Venlo),
moezelig weer:
moêzelig waer (L271p Venlo),
motregenen:
ut motraegent (L271p Venlo),
siebelen:
siebele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ut siebelt (L271p Venlo),
ut ziebelt (L271p Venlo),
ziebele (L271p Venlo),
’t begint te ziebele (L271p Venlo),
’t siebelt (L271p Venlo),
⁄t ziebelt (L271p Venlo),
sprinkelen:
sprinkele (L271p Venlo)
|
aanhoudend zacht regenen || beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || miezelen, motregenen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
mou̯ (L271p Venlo),
mǫw (L271p Venlo)
|
de mouw [N 59 (1973)] || Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw [SGV (1914)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
I-9, II-7, III-1-3
|
18714 |
mouw met kanten plooisel |
mouw:
mouw (L271p Venlo)
|
mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
mǫwkop (L271p Venlo)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
28935 |
mouwlengte |
mouwlengte:
mouwlengte (L271p Venlo)
|
Dames- en herenmaat, genomen bij en na de halve rugbreedte en de ellebooglengte. Zie afb. 25. [N 59, 47a; N 62, 2b]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manšęt (L271p Venlo),
zoom:
zǫwm (L271p Venlo)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplank:
mǫwplaŋk (L271p Venlo)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
mouwenscholk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
mouwescholk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
mouweschollek (L271p Venlo)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
29066 |
mouwsplitje |
mouwsplitje:
mǫwspletjǝ (L271p Venlo)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|