18821 |
ongelukkige |
arme bloed:
ermen blood (L271p Venlo),
pechvogel:
pechvogel (L271p Venlo),
stakker:
stàkkər (L271p Venlo),
stumperd:
stumpert (L271p Venlo)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
boel:
boel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bŏĕl (L271p Venlo),
deel:
deil (L271p Venlo),
hommelenboog:
hômmelenbôg (L271p Venlo),
rommel:
rommel (L271p Venlo),
rómməl (L271p Venlo),
vracht:
vràg (L271p Venlo),
warwinkel:
wàrwinkəl (L271p Venlo)
|
boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] || van alles door elkaar
III-4-4
|
25565 |
ongeschikt |
kapot:
kǝpot (L271p Venlo)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde aarde:
ongewiede aerd (L271p Venlo),
ongewiede eerd (L271p Venlo)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28669 |
ongezuiverde was |
rauwe was:
rǫwǝ was (L271p Venlo)
|
De van honing ontdane maar nog niet gewassen raten. [N 63, 121b; Ge 37, 146; monogr.]
II-6
|
20539 |
onhandig snijden |
broddelen:
broddele (L271p Venlo),
hampelen:
hampele (L271p Venlo),
knoeien:
knōēje (L271p Venlo),
verprullen:
verpröllə (L271p Venlo),
versnijden:
vərsnīējə (L271p Venlo)
|
Hoe noemt U: Op een onhandige manier in het vlees snijden (prossen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
drek:
drɛk (L271p Venlo),
onkruid:
onkryt (L271p Venlo),
onkrūt (L271p Venlo),
ontuig:
ontyx (L271p Venlo
[(vroeger)]
),
puinen:
puinen (L271p Venlo)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
20452 |
onkuis |
gelp:
gelp (L271p Venlo),
onkuis:
onkūūs (L271p Venlo),
ontucht:
ontuch (L271p Venlo),
wulps:
wölps (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
onkuis, onzuiver, ontuchtig [N 96D (1989)] || onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23974 |
onkuisaard |
smeerlap:
smeerlap (L271p Venlo),
vetzak:
vetzak (L271p Venlo),
vieze dalle:
vieze dalle (L271p Venlo),
vieze, een ~:
vieëze (L271p Venlo)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
zwijnerij:
zwijnerie (L271p Venlo)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|