32849 |
oude grassoorten |
bent:
bēnt (L271p Venlo),
hazebrood:
hāzǝbruǝt (L271p Venlo),
zuur:
zōr (L271p Venlo)
|
De hieronder vermelde woorden werden opgegeven op de vraag naar verschillende oude grassoorten. Na de lexikale eenvoud van het vorige lemma ''gras'', leverde deze vraag een grote oogst aan plantennamen op. Het is echter lang niet altijd duidelijk welke botanische grassoort nu precies bedoeld wordt; eenzelfde plantenvolksnaam kan immers in de ene streek een andere botanische familie of afdeling aanduiden dan in de andere streek. Naast de oude grassoorten blijken óók en vooral wilde grassoorten te zijn opgegeven die juist niet voor de weidebouw van belang zijn, maar waarmee de landbouwer en veeteler te maken heeft om ze van zijn cultuurgrond weg te houden, onkruid derhalve. Zie ook de lemma''s ''zuring'' en ''distel'' en de benamingen voor het onkruid in de akker in de aflevering over de Akkerbouw (WLD.I.1.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. Het lemma bevat enkelvouden en meervouden.' [N 14, 82; monogr.]
I-3
|
20320 |
oude man |
oude:
àldə (L271p Venlo),
man
d’n alde (L271p Venlo),
oude man:
alde man (L271p Venlo),
einen alde man (L271p Venlo),
oude sijs:
alde sies (L271p Venlo),
oude, een ~:
d’n alde (L271p Venlo),
stuip:
stuup (L271p Venlo),
vadertje:
vaederke (L271p Venlo),
wijsmannetje:
weismenke (L271p Venlo)
|
iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || man die als alleenstaande bejaarde wordt opgenomen in het oude weeshuis || oude [een ~ man] [SGV (1914)] || oude kerel || oude man [N 102 (1998)] || oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-1
|
28454 |
oude raat |
oud(e) raat:
aldǝ rǭt (L271p Venlo)
|
Reeds bebroede raat. Doordat celbodem en celhoeken niet schoongemaakt worden, wordt het volume van de gebruikte raat kleiner. In een oude, veel bebroede raat worden kleinere bijen geboren dan in een nieuwe raat. Dit betekent minder honing. De kleur van de aanvankelijk witte en lichtgele raat is door herhaaldelijk broeden van bruin tot zwart geworden. Deze verkleuring wordt vooral in de hand gewerkt door de uitwerpselen der larven. [N 63, 13e]
II-6
|
28526 |
oude stok |
oude stok:
aldǝ stok (L271p Venlo)
|
Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b]
II-6
|
20319 |
oude vrouw |
dutsje:
cf. WNT s.v. "duts"1. stakker, stumper, sukkel
duutske (L271p Venlo),
meun:
meun (L271p Venlo),
moedertje:
meuderke (L271p Venlo),
oude:
die alde (L271p Venlo),
ne àlt (L271p Venlo),
vrouw
die alde (L271p Venlo),
oude doos:
alde doeës (L271p Venlo),
oude patrijs:
cf. Venlo Wb. s.v. "petries"= patrijs; mar.: of komt het uit het Latijn?.
alde petriês (L271p Venlo),
oude vrouw:
alde vrouw (L271p Venlo),
àldə vrouw (L271p Venlo),
schevaak:
cf.WLD III. 2.1., p. 26, s.v. "schevaak"= bouwval
schevaak (L271p Venlo),
soes:
mar.: van "soezen"?
zoès (L271p Venlo),
tang:
tang (L271p Venlo),
wijsvrouwtje:
weisvruike (L271p Venlo)
|
iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oud wijf || oude vrouw [N 102 (1998)] || oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] || vrouw die als alleenstaande bejaarde wordt opgenomen in het oude weeshuis
III-2-2, III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
aldejaors aovend (L271p Venlo),
aldejaors-aovend (L271p Venlo),
aldejaorsaovend (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
aldejaorsaovent (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
aldejaorsavond (L271p Venlo),
oudjaarsavond:
aldjaorsaovend (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
silvesteravond:
Silvesteraovend (L271p Venlo)
|
De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudejaarsdag:
aldejaors daag (L271p Venlo),
aldejaorsdaag (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
aldərjōͅrsdāx (L271p Venlo),
oudjaar:
ald jaor (L271p Venlo),
aldjaor (L271p Venlo),
altjoar (L271p Venlo),
oudjaarsdag:
aldjaorsdaag (L271p Venlo),
silvester:
selveͅstər (L271p Venlo)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21762 |
ouden van dagen |
ouden:
de alde (L271p Venlo)
|
ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
mam en pap:
mam en pap (L271p Venlo),
oudelui:
aldeluu(j) (L271p Venlo),
cf. VD s.v. "oudelui"= inform. ouders; cf. VD s.v. "ouwe"(eig. oude, zie verder ald.)
alde luu (L271p Venlo),
ouders:
elders (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vader en moeder:
vader en mooder (L271p Venlo)
|
ouder(s) || ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
alderwets (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
verouderd:
B.v. Det pak is veralderd.
veralderd (L271p Venlo)
|
ouderwets [SGV (1914)] || uit de mode
III-1-3
|