23285 |
paus |
paus:
paus (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
19243 |
pauzeren |
eventjes ademhalen:
efkes aom haole (L271p Venlo),
stoppen:
stóppə (L271p Venlo)
|
heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33492 |
peer, soorten |
peer:
paer (L271p Venlo),
paere (pl) (L271p Venlo),
peer (L271p Venlo)
|
peer
I-7
|
20414 |
peetoom |
peetoom:
peetoom (L271p Venlo),
piëtoome (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pètoom (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
peter:
paeter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
paëter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pèter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pèèter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
op de eerste (e) van pêter, hoort een liggend streepje te staan.
pêter (L271p Venlo)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peet || peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
geul:
gaöl (L271p Venlo),
geul (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
gäöl (L271p Venlo),
aö dicht bij eu
gaöl (L271p Venlo),
geuletant:
gaöletant (L271p Venlo),
meter:
maeter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
mèèter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
peettant:
pèttant (L271p Venlo),
peettante:
piëttante (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pèttante (L271p Venlo)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peettante/ meter
III-2-2
|
20812 |
pekel |
pekel:
paekel (L271p Venlo),
pēkǝl (L271p Venlo),
pɛ̄kǝl (L271p Venlo)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] || pekel
II-1, III-2-3
|
25454 |
pekelkuip |
kuip:
kȳ.p (L271p Venlo),
kȳp (L271p Venlo)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
32047 |
pen |
pen:
pɛn (L271p Venlo
[(rond en vierkant)]
)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
32046 |
pen-en-gatverbinding |
pen-en-gat:
pɛn ɛn gāt (L271p Venlo),
pin-en-gat:
pen ɛn gāt (L271p Venlo)
|
Houtverbinding waarbij een pen aan het uiteinde van het ene stuk hout wordt gestoken in een overeenkomstig gat in het uiteinde van het andere. De pen wordt gevormd door een deel van de zijvlakken aan het eind van één van de stukken hout weg te zagen. In het andere deel wordt met behulp van een beitel een gat gehakt. Zie ook afb. 138. Men onderscheidt de open en de gesloten pen-en-gatverbinding. Bij de open pen-en-gatverbinding is de borst van de pen op de buitenhoek zichtbaar. Soms steekt de pen ook door het gat naar buiten. Bij de gesloten pen-en-gatverbinding is de pen niet zichtbaar op de buitenhoek. [N 54, 50; N 54, 58a; monogr.]
II-12
|