22443 |
rommelpot |
foekepot:
fukəpoͅt (L271p Venlo),
rommelpot:
rommelpot (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
roməlpoͅt (L271p Venlo)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || foekepot [VC 27 (1962)]
III-3-2
|
22892 |
rommelpot add. |
wierookspot:
afgeleid van wierookspot
wierukspot (L271p Venlo)
|
foekepot [VC 27 (1962)]
III-3-2
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
uilegat:
ylǝgāt (L271p Venlo)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
31793 |
rond uitzagen |
rondzagen:
ront˲zāgǝ (L271p Venlo)
|
Het maken van gecenterd zaagwerk. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 22; N 53, 33c]
II-12
|
20705 |
rond wittebrood |
plats:
plats (L271p Venlo),
Syst. WBD
plats (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
31164 |
ronde schaar |
kromme scheer:
krom sxīr (L271p Venlo)
|
Schaar met gekromde benen waarmee men een in het leer uitgezette cirkel kan uitknippen. [N 36, 29a]
II-10
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝstɛrt (L271p Venlo)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.]
II-12
|
31167 |
rondel |
schijf:
(mv)
sxīvǝ (L271p Venlo)
|
Het met de ronde schaar of schijvensnijder gesneden rond stuk leer of ronde koperen schijf, gebruikt ter versiering. [N 36, 29b]
II-10
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
rondreizen:
róntrijzə (L271p Venlo)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23127 |
rondreizende muzikant |
blaaspop:
blaospop (L271p Venlo)
|
Reizende muziekant.
III-3-2
|