29210 |
scheerraam |
scheerraam:
sxē̜rrām (L271p Venlo)
|
De grote haspel waarop de ketting wordt geordend tot twisten en gangen. [N 39, 58]
II-7
|
34587 |
schei |
scheien:
sxęi̯ǝn (L271p Venlo)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|
19070 |
schelden, schimpen |
schelden:
schelde (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schimpen:
schimpe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schimpə (L271p Venlo)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)], [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
gannef:
gannef (L271p Venlo),
rakker:
ràkkər (L271p Venlo),
rekel:
raekel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
réékəl (L271p Venlo),
schelm:
schelm (L271p Venlo),
schélm (L271p Venlo)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm [DC 11]
III-1-4
|
30021 |
schelpkalk |
kalk:
kalǝk (L271p Venlo)
|
Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a]
II-9
|
24897 |
schemeren |
schemeren:
schemert (L271p Venlo),
Dit wordt wel gebruikt als men nog even in het halfdonker wil zitten.
ja (schemeren) (L271p Venlo),
Tussen licht en donker in een kamer rustig verblijven.
schemeren (L271p Venlo)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t schemert (mich) veur mien auge (L271p Venlo),
t schemert mich veur de auge (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sterretjes zien:
ik zeen sterkes (L271p Venlo),
ik zeen stèrkes (L271p Venlo)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25023 |
schemering, valavond |
schemering:
schemering (L271p Venlo),
verduistering:
verduustering (L271p Venlo)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || schemering [SGV (1914)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
beenschijf:
beinschiêf (L271p Venlo),
bout:
baut (L271p Venlo),
bawt (L271p Venlo),
knook:
knoak (L271p Venlo),
schenk:
schink (L271p Venlo),
schenkel:
schinkel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schinkəl (L271p Venlo),
šęŋkǝl (L271p Venlo),
schonk:
schoonk (L271p Venlo)
|
Bovenbeen boven de knie. Zie afbeelding 2.39. [N 8, 32.8, 32.9, 32.10 en 32.11] || schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
I-9, III-2-3
|
30119 |
schenkel, formeel |
schenkel:
sxeŋkǝl (L271p Venlo)
|
Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.]
II-9
|