29107 |
valse plooi |
fronsel:
fronsǝl (L271p Venlo)
|
Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetelaer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
foètelaer (L271p Venlo),
valserik:
valserik (L271p Venlo),
zak:
zak (L271p Venlo)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] || Valsspeler.
III-3-2
|
29982 |
valsteiger |
schriksteiger:
sxrekstęjgǝr (L271p Venlo),
valsteiger:
val[steiger] (L271p Venlo)
|
Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.]
II-9
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van den duuvel bezaete (L271p Venlo)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lęq āf (L271p Venlo)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
28834 |
van een bepaald patroon voorzien |
gebloemd:
gǝblø̄mp (L271p Venlo)
|
Een bepaald patroon is niet één specifiek patroon, maar kan blijkens de opgaven variëren. [N 62, 74b; MW]
II-7
|
19236 |
van katoen geven |
geen krimp geven:
gennə krimp gèèvə (L271p Venlo),
hard pezen:
hard paeze (L271p Venlo),
hem van jetje geven:
um van jetje gaeve (L271p Venlo)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdōn (L271p Venlo)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruien:
rȳi̯ǝ (L271p Venlo),
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L271p Venlo),
rȳzǝlǝn (L271p Venlo),
rø̜i̯zǝlǝn (L271p Venlo),
verharen:
vǝrhø̜̄rǝ (L271p Venlo)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22355 |
van zijn plaats rollen |
uitrollen:
oetrolle (L271p Venlo)
|
Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|