e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloemperk koolhof: koaf (Venlo) Hoe noemt u het afgeperkt deel van een tuin met bloemen? [N 104 (2000)] III-2-1
bloesem bloei: bleui (Venlo), bloesem: bloesem (Venlo) I-7
blokschaaf blokschaaf: blǫksxāf (Venlo), gerfschaaf: gɛrǝfsxāf (Venlo) In het algemeen een korte schaaf, met of zonder keerbeitel, die bestaat uit een rechthoekig schaafblok met een rechte zool. Zie ook afb. 32. Houtbewerkers gebruiken twee soorten blokschaven: de ruwe blokschaaf en de fijne blokschaaf. Zie ook deze twee lemmata. [N 53, 54; N G, 35a; monogr.] II-12
blokschaaf met hoorn poetsschaaf: putssxāf (Venlo) Houten blokschaaf, waarbij vooraan op het schaafblok een hoorn bevestigd is. Zie ook afb. 33. [N 53, 58; monogr.] II-12
bluf aanstel: aanstel (Venlo, ... ), ambras: ámbrás (Venlo), ambras (<fr.): ámbrás (Venlo), stoef: stŏĕf (Venlo, ... ) opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bluts bluts: bluts (Venlo, ... ), (buil)  bluts (Venlo), (verhoging)  blöts (Venlo), bult: bölt (Venlo), buts: buts (Venlo), deuk: deuk (Venlo), dompel: dumpel (Venlo), (deuk)  dumpel (Venlo), (verlaging)  dömpel (Venlo), duts: duts (Venlo) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blutse (Venlo, ... ), blutsə (Venlo), (voor de kop)  bluts (Venlo), deuken: deuk (Venlo), deuke (Venlo) blutsen [SGV (1914)] || Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel bluts: WLD  bluts (Venlo), blutsen: blutse (Venlo), WLD  blutsə (Venlo), geblutst: gebluts (Venlo) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid bluts: bluts (Venlo), bobbel: bŏĕbəl (Venlo), bult: bölt (Venlo), knobbel: knŏĕbəl (Venlo) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel bochel: boechel (Venlo), bult: bult (Venlo), bòlt (Venlo), bölt (Venlo, ... ), kast: kas (Venlo, ... ), pokkel: poekel (Venlo, ... ), pøkel (Venlo, ... ) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] III-1-2