30345 |
bochtscharnier |
gebroken scharnier:
gǝbrǭkǝ sxarnēr (L271p Venlo)
|
Scharnier waarvan de bladen van een rechthoekige bocht zijn voorzien. Bochtscharnieren worden gebruikt wanneer een raam, deur, luik etc. om de kantelaaf van een muur moet draaien of wanneer het scharnier op de binnenzijde van de deur moet worden aangebracht. Zie ook afb. 62. [N 54, 84]
II-9
|
21864 |
bod |
bod:
bod (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bót (L271p Venlo)
|
de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29573 |
bodem |
bodem:
bǭm (L271p Venlo)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
21300 |
boek |
boek:
book (L271p Venlo)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
22391 |
boek kaarten |
kaarten (mv.):
kārt (L271p Venlo),
waaier:
weijer (L271p Venlo)
|
Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24569 |
boeket |
boeket:
bekèt (L271p Venlo),
bekét (L271p Venlo),
WLD
bōēkèt (L271p Venlo),
bos:
bos (L271p Venlo),
bijv. v bloemen
boes (L271p Venlo),
WLD
boes (L271p Venlo),
kruidwis:
op 15 aug. gezegend
kruidwis (L271p Venlo),
ruiker:
rooker (L271p Venlo),
WLD
rūūkər (L271p Venlo),
tuiltje:
WLD
tūūlkə (L271p Venlo)
|
boeket || bos || Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] || ruiker || veldboeket
III-4-3
|
34105 |
boekpens |
boekpens:
bukpɛns (L271p Venlo)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bokǝnt (L271p Venlo)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
26631 |
boekweitdoppen |
boekweitskaf:
bōkǝskāf (L271p Venlo)
|
Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.]
II-3
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitskoek:
bokeskook (L271p Venlo),
(ook in de stad)
bokkeskook (L271p Venlo)
|
boekweiten koek [SGV (1914)] || pannenkoek van boekweit
III-2-3
|