34016 |
vlugger |
allez:
alē (L271p Venlo),
vooruit:
vrø̜i̯t (L271p Venlo)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
knoeien:
knui̯ǝ (L271p Venlo),
vemen:
vē̜mǝ (L271p Venlo)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) stopjes aan de uier:
stø̜pkǝs ān dǝn ēǝr (L271p Venlo),
(ze heeft) was aan de uier:
was ān dǝn ēǝr (L271p Venlo)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|
18217 |
vod |
knommel:
knómmel (L271p Venlo),
lommel:
loemel (L271p Venlo),
lómmel (L271p Venlo),
lomp:
lômp (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
(o,bijna oo).
lomp (L271p Venlo),
lompe (L271p Venlo),
poppenlap:
póppelap (L271p Venlo),
slet:
[Van Dale: slet, 1. <vero.> afgescheurde lap]
slét (L271p Venlo),
tod:
WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.
tòt (L271p Venlo),
vod:
vòt (L271p Venlo),
voddel:
foddel (L271p Venlo),
voddel (L271p Venlo)
|
1. vod, lor || prul, vod || tod, lap || versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vod, lor || vod, prul, lor || vod, stuk textiel || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
lompenkramer:
lompe kriëmer (L271p Venlo)
|
voddenkoopman [SGV (1914)]
III-3-1
|
33412 |
voederbak voor de kippen |
voerbak:
vōrbak (L271p Venlo)
|
De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d]
I-6
|
33229 |
voederbieten |
kroten:
krūǝtǝ (L271p Venlo),
mangelwortelen:
maŋǝlwǫrtǝlǝ (L271p Venlo),
onkelreuben:
oŋkǝlrø̄bǝ (L271p Venlo)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voeren:
vōrǝ (L271p Venlo)
|
Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.]
I-11
|
33268 |
voederwikke |
wikke(n):
wekǝ (L271p Venlo)
|
Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24]
I-5
|
20483 |
voedsel |
aas:
aos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bikkesement:
bikkesement (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
eet, de -:
aet (d⁄n) (L271p Venlo),
dən aet (L271p Venlo),
eten:
aete (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
èètə (L271p Venlo),
éétə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
etens:
aetes (L271p Venlo),
etenswaar:
aeteswaar (L271p Venlo),
insecten:
insecten (L271p Venlo),
kost:
kos (L271p Venlo),
kòs (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Verklw. köske
kos (L271p Venlo),
muur:
voer voor vogels en visschen
mier (L271p Venlo),
spijs:
spīēs (L271p Venlo),
voer:
voor (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vôôr (L271p Venlo),
vreet, de -:
vrèèt (L271p Venlo),
vreten:
vraete (L271p Venlo),
vréétə (L271p Venlo)
|
(t) eten (kost) || eten || eten (het _ ) || etenswaar || het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || kost (voedsel) || voedsel || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] || voer
III-2-3, III-4-1
|