22857 |
vrouw in het kaartspel add. |
nel:
nel (L271p Venlo)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
schroef:
cf. WNT s.v. "schroef"7.:"In verschillende toepassingen op een lichtzinnig persoon"; vgl. echter ook: "taats"(spijker met kop)
schroèf (L271p Venlo),
vrouw:
vrouw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
vrouwmens:
vroumes (L271p Venlo)
|
vrouw || vrouw (min.) || vrouw, meisje || vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17714 |
vrouwelijk geslachtsdeel |
kut:
kut (L271p Venlo),
Gemeen.
kut (L271p Venlo),
poesje:
poesje (L271p Venlo),
pruim:
prōēm (L271p Venlo)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
geit:
gęi̯t (L271p Venlo)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
koekalf:
ku[kalf] (L271p Venlo),
maalkalf:
mǭl[kalf] (L271p Venlo),
muk:
mø̜k (L271p Venlo)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
hoentje:
hø̄nkǝ (L271p Venlo)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
maal:
mǭl (L271p Venlo)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
ou:
uu̯ (L271p Venlo),
ūu̯ (L271p Venlo),
schaap:
sxǭp (L271p Venlo)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zeug:
zeug (L271p Venlo),
zoog:
zōx (L271p Venlo),
zūx (L271p Venlo)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
duif:
doef (L271p Venlo)
|
Wijfjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|