e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waslijn droogdraad: druuëgdraod (Venlo) drooglijn III-2-1
wastafeltje in de sacristie lavabo (lat.): lavabo (Venlo) Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)] III-3-3
wastobbe, wasteil kuip: küüp (Venlo), teil: teil (Venlo), zinken tobbe: zinken tobbe (Venlo) teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
wasvrouw waswijf: waswief (Venlo), waswièf (Venlo) Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)] || wasvrouw III-2-1
waterblaas waterblaas: wātǝrblǭs (Venlo) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdamp, wasem damp: damp (Venlo) Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdichte laars waterstevel: watersteevel (Venlo), watersteevels (Venlo) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterdorpel vensterbank: venstǝrbaŋk (Venlo) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterhoen waterhoen: waterhoon (Venlo) waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterige kost pap: pap (Venlo), prap: prap (Venlo), prats: prats (Venlo), slobber: sloeber (Venlo, ... ), slōēber (Venlo), slŏĕbər (Venlo) slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3