25555 |
zuurdeeg maken |
zuur aanzetten:
zōr ānzetǝ (L271p Venlo)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
gist:
Syst. WBD
gis (L271p Venlo),
zuurdeeg:
Syst. WBD
zoordeig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoormoos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
Syst. WBD
zoormoos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
ingemaakte witte kool || zuurkool [SGV (1914)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
zuurmoes:
zoormoos (L271p Venlo),
Syst. WBD
zoormoos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
zuurmoes ondereen:
Syst. WBD
zoormoos ônderein (L271p Venlo)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] || stamppot van zuurkool
III-2-3
|
25556 |
zuurtijd |
zuurtijd:
zōrtīt (L271p Venlo)
|
De tijd gedurende welke het deeg moet blijven liggen om zuurdeeg te worden. Volgens informanten kan deze tijd verschillend zijn. Gewoonlijk duurt die één à twee dagen. Maar ze kan ook één nacht beslaan of een week of soms zelfs 14 dagen. De beantwoording van de vraag de "zuurtijd" was gedeeltelijk van dien aard dat een aantal woordtypen werkwoorden zijn. [N 29, 23c]
II-1
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zwaaie (L271p Venlo),
zweije (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zweijə (L271p Venlo),
zwijë (L271p Venlo)
|
zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23561 |
zwaaien met het wierookvat |
wieroken:
wiereke (L271p Venlo),
zwaaien:
zweije (L271p Venlo)
|
(met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29944 |
zwaaihaak |
zweihaak:
zwɛjhǭk (L271p Venlo)
|
Winkelhaak waarvan de benen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, zodat men er scherpe, rechte en stompe hoeken mee kan afschrijven en kan controleren. Zie ook afb. 105 en vgl. het lemma ɛzwaaihaakɛ in Wld II.9, pag. 11-12 en Wld II.11, pag. 57-58. De kuiper gebruikt de zwaaihaak onder meer tijdens het opzetten, het overeind zetten van de duigen in een voorlopige kopband. Hij kan dan met de zwaaihaak controleren of het vat de juiste stand behoudt. Zie ook het lemma ɛhet vat opzettenɛ.' [N 53, 189; N E, 27; N G, 18b; monogr.]
II-12
|
33836 |
zwaar paard |
bonk:
boŋk (L271p Venlo),
knol:
knǫl (L271p Venlo)
|
Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b]
I-9
|
21407 |
zwaard |
sabel:
sabel (L271p Venlo)
|
zwaard (wapen) [SGV (1914)]
III-3-1
|