19531 |
broodmes |
broodmes:
broedmes (L271p Venlo),
broëdmets (L271p Venlo)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
ǫvǝ (L271p Venlo),
ǭvǝ (L271p Venlo)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
broodpap:
Syst. WBD
broëdpap (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pap met brokken:
Syst. WBD
pap mit brokke (L271p Venlo)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
buikman:
Als geschenk met Sinterklaas
boèkman (L271p Venlo),
Syst. WBD
boekman (L271p Venlo),
mikkenman:
Syst. WBD
mikkeman (L271p Venlo),
Verklw.migkemeneke
migkeman (L271p Venlo),
weggenman:
Syst. WBD
weggeman (L271p Venlo),
wekgeman (L271p Venlo)
|
broodpop || pop van brooddeeg met krenten || Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25617 |
broodrek |
rek:
rɛk (L271p Venlo)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|
25494 |
broodslot |
vouw:
vāj (L271p Venlo)
|
De plaats waarde uiteinden van de opgerolde deegplak over elkaar vallen. [N 29, 56; monogr.]
II-1
|
24983 |
bros, breekbaar |
broos:
broos (L271p Venlo),
bros:
bros (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
bros [SGV (1914)] || hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brǫwǝr (L271p Venlo)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brök (L271p Venlo),
brø̜k (L271p Venlo),
brø͂ͅk (L271p Venlo)
|
brug [RND], [SGV (1914)] || Werktuig in de vorm van een brug dat dienst doet als draagvlak, bijvoorbeeld bij smeedwerk. Eén uiteinde van de brug is voorzien van een staart, die in het aambeeldgat vastgezet kan worden. Zie ook afb. 30. [N 33, 53]
II-11, III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broed (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
broeëd (L271p Venlo),
brōēd (L271p Venlo),
oè = ui
broèd (L271p Venlo),
bruidje:
bruudje (L271p Venlo)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || bruidje || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)]
III-2-2
|