e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkglas met voet schopje: schöpke (Venlo, ... ) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || klein glas III-2-1
drinkkuil in de wei drink: dreŋk (Venlo), drinkpoel: dreŋkpōl (Venlo), waterpoel: wātǝrpōl (Venlo) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem bezinksel: (als het niet met koffie te maken heeft)  bezinksel (Venlo), drab: drab (Venlo), dras: draos (Venlo, ... ), drats: dráts (Venlo) droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge koe guste koe: gø̜stǝ ku (Venlo) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
drogen, droog worden (van gemaaid gras) dlw)ø̜ø̜: vǝrstǫrvǝ (Venlo) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard boemelaar: boemelaer (Venlo), boeməléér (Venlo), bŏĕmwléér (Venlo), drupjesheilige: \\nn\\ dröpk\\sheilige déé in all\\ kéfèes verîêrd wËËrt  dröpkəsheilige (Venlo), proever: preuver (Venlo), zatlap: zatlap (Venlo, ... ), zàtlap (Venlo), zàtlàp (Venlo), zuiplap: zoeplap (Venlo), zoeplàp (Venlo), zōēplap (Venlo), zôêplap (Venlo) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] || iemand die graag een glaasje drinkt III-2-3
dronken afgeladen: aafgelaaije (Venlo), bezopen: bezaope (Venlo), boven zijn theewater: baove zien thie-water (Venlo), een stuk in de kont: stök in de kōnt (Venlo), een stuk in de kraag: ein stök in de kraag (Venlo), stök in de kraag (Venlo), gesneuveld: gesneuveld (Venlo), stuk in de gieter: stök in de geeter (Venlo), te diep in het glaasje gekeken: te deep in t gläske gekeeke (Venlo), van de benen af: van de bein aaf (Venlo), zat: zat (Venlo, ... ), verledentijd van zitten is zoot.  zat (Venlo) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn aan zijn: hae waas aan (Venlo), bezopen zijn: bezaope zien (Venlo), bezópe zien (Venlo), een brom in hebben: n brom in höbbe (Venlo), een stuk in de kont hebben: ein stök in de kónt hebbe (Venlo), een stuk in de vot hebben: ein stök in zien vot hebbe (Venlo), een stuk in zijn kont hebben: ein stök in zien kônt hebbe (Venlo), een stuk in zijn lade hebben: ein stök in zien laaj hebbe (Venlo), hem om hebben: m um hebbe (Venlo), um um hebbe (Venlo, ... ), in de olie zijn: in d’n aolie zien (Venlo), kachel zijn: kachel zien (Venlo, ... ), krimineel zijn: krimineel zien (Venlo), lazerus zijn: lazeris zien (Venlo), sjezeman zijn: sjeezeman zien (Venlo), sjiekker zijn: sjiekker zien (Venlo), strontzat zijn: dae s stròntzat (Venlo), teut zijn: tôôt zien (Venlo) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven droog blijven: drūūch wéér blīēvə (Venlo), droog weer: drûûch wéér (Venlo), het blijft droog: ut blief drūūg (Venlo), ⁄t blief druueg (Venlo), ⁄t blief drûug (Venlo), het blijft droog weer: ut blief druëg waer (Venlo), het slaat om: ⁄t waer sléît um (Venlo), t blijft over]: drüug blieve (Venlo) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drueg (Venlo), druuëg (Venlo), druëg (Venlo, ... ), drûuch (Venlo) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4