e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeentebelasting gemeentebelasting: gemeinte-belasting (Venlo) de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1
gemeenteheide gemeent: gemint (Venlo), hei: heij (Venlo) de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)] III-3-1
gemeentesecretaris griffier: griffīēr (Venlo), secretaris: sikkərtááris (Venlo), sik: sik (Venlo) het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)] III-3-1
gemeenteweide gemeente: gǝment (Venlo) Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.] I-8
gemene vrouw aas: aos (Venlo), canaille (fr.): karnalie (Venlo), heks: heks (Venlo), kreng: kring (Venlo), rammel: rammel (Venlo), serpent: serpent (Venlo, ... ), spook: spoeëk (Venlo), tooi: toeëj (Venlo), veeg: vaeg (Venlo), venijn: vənīēn (Venlo) een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] || kwaad wijf || kwaad, gemeen wijf || kwaadaardig vrouwspersoon || kwaadaardig vrouwspersoon, feeks || lastig kwaadaardig vrouwspersoon III-1-4
gemoed gemoed: gemood (Venlo, ... ), gəmoot (Venlo) gemoed || het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4
gemok gemots: gemoets (Venlo) gemok [SGV (1914)] III-1-4
generale absolutie generale absolutie (<fr.): generale absolutie (Venlo) Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
genezen beter: baeter (Venlo), béétər (Venlo), beteren (ww.): baetere (Venlo), gezond: gezond (Venlo), klaar: klaor (Venlo) Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2
genoegen (doen) content zijn: kontent zien (Venlo), plezier: plezeer (Venlo), pləzeer (Venlo), plezier in hebben: plezeer in hebbe (Venlo) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4