e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hekel hekel: hɛ̄kǝl (Venlo) Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.] I-5
hel hel: hèl (Venlo) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
hele gleufzwaluwstaart hele zwalmenstaart: hīǝlǝ zwalǝmǝstɛrt (Venlo), staande zwalmenstaart: stǭndǝ zwalǝmǝstɛrt (Venlo) Haakse houtverbinding, waarbij het uiteinde van de ene plank zwaluwstaartvormig is bewerkt en past in een zwaluwstaartvormig bewerkte groef in de andere plank. De hele gleufzwaluwstaart wordt vooral als breedteverbinding toegepast bij planken en plaatmateriaal. Zie ook afb. 133. [N 54, 55b; N 54, 55g] II-12
helemaal, geheel en al ef: ef (Venlo), gaar: gaar (Venlo), geheel: gehièl (Venlo), heel: hiël (Venlo), pin- (voorvoegsel): bijv. pinvol, pinzat  pin- (Venlo), volledig: völlig (Venlo) geheel en al || helemaal, geheel en al III-4-4
helmkruid takkenkruid: geneeskrachtig kruid / VD: leeuwenbekachtige Scrophularia; soorten: knopig helmkruid (groot speenkruid) en gevleugeld helmkruid  takkekroèd (Venlo) helmkruid III-4-3
helpen behulpzaam zijn: behölpzaam zien (Venlo), helpen: helpe (Venlo, ... ) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] || helpen || helpen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
hemel hemel: he.məl (Venlo), heemel (Venlo), heme l (Venlo) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)] III-3-3
hemelvaartsdag hemelvaart: hemelvaart (Venlo) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Venlo) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: hingel (Venlo, ... ), hengsel: hingsel (Venlo), Verklw. hingselke  hingsel (Venlo) hengsel [SGV (1914)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1