e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beeldzijde van een geldstuk kruis: kruuts (Venlo, ... ), kry(3)̄ts (Venlo) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
beemd band/bend: bānt (Venlo), bē̜nt (Venlo), bɛnt (Venlo) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been been: bein (Venlo) been [SGV (1914)] III-1-1
been, beenderen been: bein (Venlo, ... ), knook: knaok (Venlo), knaök (Venlo), kneu:k (Venlo), knoak (Venlo, ... ), knowk (Venlo), knöök (Venlo) been [SGV (1914)] || beenderen [N 10a (1961)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1
beervoetigheid (het heeft/staat) bereklauw: bē̜rǝklau̯ (Venlo) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beestachtig persoon; beestachtig beestig: biëstig (Venlo), lapzwans: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  lapzwans (Venlo), sakkereper: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  sakkereper (Venlo), sakkers: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  sàkkərs (Venlo) met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4
beet, hap beet: beet (Venlo, ... ), hap: hap (Venlo, ... ), hàp (Venlo), háp (Venlo), Verklw. hepke  hap (Venlo), homp: hómp (Venlo) hap || hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] III-2-3
beetje bij beetje met stokjes en brokjes: mit stökskes en brökskes (Venlo) met stukjes en beetjes III-4-4
beetje, een weinig beetje: bietje (Venlo), fietsje: fetske (Venlo), fitske (Venlo), friemel: friemel (Venlo), schijntje: schijntje (Venlo), spiertje: speerke (Venlo) beetje, een weinig || beetje, geringe hoeveelheid III-4-4
bef bef: bef (Venlo, ... ), chemisetje (<fr.): sammezetje (Venlo) bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)] || een bef [N 59 (1973)] III-1-3