e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raam lichtraampje: lēxrē̜mpkǝ (Venlo), raam: rām (Venlo  [(+)]  ), venster: venstǝr (Venlo) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raam van de spanzaag zaagraam: zāxrām (Venlo) Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.] II-12
raamknip knip: knep (Venlo) Schuif die vooral bij klepramen en bovenlichten wordt gebruikt. Het bestaat uit een platte stang van ijzer of koper, de schoot, die schuifbaar in een metalen busje is aangebracht. In het busje is om de schoot een veertje bevestigd. Dit zorgt ervoor dat de schoot, na uitgetrokken te zijn, onmiddellijk in de beginstand terugschiet. [N 54, 97] II-9
raampje in een poort stalraampje: stalrē̜ ̞mkǝ (Venlo) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raamvleugel raam: rām (Venlo), raampje: rē̜mkǝ (Venlo) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9
raapstelen keeltjes: WLD  keeltjes (Venlo), steelmos: steelmoos (Venlo) De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)] I-7
raapstelenstamppot steelmoes: steelmoos (Venlo) stamppot van raapstelen III-2-3
raapzaadolie smout: smalt (Venlo) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd raar: raar (Venlo, ... ), raor (Venlo), vreemd: vraemp (Venlo, ... ), vreemp (Venlo), vrêmd (Venlo) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4
raaskallen bazelen: bazele (Venlo), báázələ (Venlo), kazelen: kwazele (Venlo, ... ), lullen: löllə (Venlo), raaskallen: rááskállə (Venlo), wauwelen: wauwələ (Venlo), wazelen: wazele (Venlo) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] || revelen [SGV (1914)] III-3-1