e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheerraam scheerraam: sxē̜rrām (Venlo) De grote haspel waarop de ketting wordt geordend tot twisten en gangen. [N 39, 58] II-7
schei scheien: sxęi̯ǝn (Venlo) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schelden: schelde (Venlo, ... ), schimpen: schimpe (Venlo, ... ), schimpə (Venlo) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)], [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schelm gannef: gannef (Venlo), rakker: ràkkər (Venlo), rekel: raekel (Venlo, ... ), réékəl (Venlo), schelm: schelm (Venlo), schélm (Venlo) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm [DC 11] III-1-4
schelpkalk kalk: kalǝk (Venlo) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9
schemeren schemeren: schemert (Venlo), Dit wordt wel gebruikt als men nog even in het halfdonker wil zitten.  ja (schemeren) (Venlo), Tussen licht en donker in een kamer rustig verblijven.  schemeren (Venlo) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen schemeren: t schemert (mich) veur mien auge (Venlo), t schemert mich veur de auge (Venlo, ... ), sterretjes zien: ik zeen sterkes (Venlo), ik zeen stèrkes (Venlo) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond schemering: schemering (Venlo), verduistering: verduustering (Venlo) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel beenschijf: beinschiêf (Venlo), bout: baut (Venlo), bawt (Venlo), knook: knoak (Venlo), schenk: schink (Venlo), schenkel: schinkel (Venlo, ... ), schinkəl (Venlo), šęŋkǝl (Venlo), schonk: schoonk (Venlo) Bovenbeen boven de knie. Zie afbeelding 2.39. [N 8, 32.8, 32.9, 32.10 en 32.11] || schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] I-9, III-2-3
schenkel, formeel schenkel: sxeŋkǝl (Venlo) Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.] II-9