e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uiteren uiteren: ø̜jtǝrǝ (Venlo) Een naad aan de bovenzijde overnaaien, zodat hij onzichtbaar wordt. Zie afb. 43. [N 59, 59; monogr.] II-7
uitgaan boemelen: bōēmələ (Venlo), jatsen: játsə (Venlo), op stap gaan: op stap gaon (Venlo), pierewaaien: pierewaaie (Venlo), stappen: stáppə (Venlo), uitgaan: oêtgaon (Venlo), zwabberen: Van Dale: zwabberen, 3. een liederlijk leven leiden.  zwabbere (Venlo) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaanskleren goede kleren: gooi kleier (Venlo), nette kleren: nette kleijer (Venlo), uitgaanskleren: oetgaonskleijer (Venlo) De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)] III-1-3
uitgedroogd schraal gerezen: sxrǭl gǝrēzǝ (Venlo) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c] II-1
uitgegraven dennenwortel broek: brōk (Venlo) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgestort zaad van de hengst sprongen: sprøŋ (Venlo) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛlt (Venlo) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitgieten schenken: schinke (Venlo), schinkə (Venlo), schudden: schödde (Venlo), uitgieten: ōētgeetə (Venlo) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uitglijden uitglibberen: oetgliebere (Venlo), uitlitsen: oetlietse (Venlo), uitrutschen (<du.): ōētroetse (Venlo), uitschieten: oetscheete (Venlo), oetschete (Venlo), oètscheete (Venlo), oètschete (Venlo), uitschuiven: oëtschuwve (Venlo) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithalen van de doorslagsteken steek uithalen: stēk uthǭlǝ (Venlo) Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b] II-7