e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fineren fineren: fǝniǝrǝ (Venray) Een meubelstuk met fineerhout beplakken. [N 56, 20a; monogr.] II-12
fladderen fladderen: fladdere (Venray, ... ) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flamingoplant flamingoplant: -  flamingoplant (Venray, ... ) Flamingoplant (anthurium scherzerianum) (kerstroos, rode vlag, flamingoplant, levensbloem). [DC 60a (1985)] III-2-1
flaphoed flambard (fr.): flambaar (Venray) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flauw flauw: flauw (Venray), laf: laf (Venray) flauw, smakeloos [RND] || niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen bezwijmd neervallen: bezwiemd (Venray, ... ), bezwijmd worden: bezwiemd werre (Venray), flauwvallen: flaow valle (Venray), het te kwaad krijgen: te kwaad kriegen (Venray), van de sokken gaan: ging van de sök (Venray), goot van de sök (Venray), van de sök goan (Venray), van de zök gaon (Venray, ... ), van zijn eigen gaan: van zien aege gaon (Venray), van zijn stokje gaan: van t stukska goan (Venray), van z`n stökske goan (Venray), van zien stōkske gaon (Venray), van zijn stokje vallen: van zien stokske vallen (Venray) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje dun koekje: dun kuukske (Venray), koekje: kūūkske (Venray) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flets pips: pips kīēke (Venray), pipsch (Venray), vaal: vaal (Venray) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || geepsch (kwipsch) [SGV (1914)] III-1-2
flikflooien femelen: femele (Venray), fledderen: zie Schuermans, p. 126, s.v. fledderen ook flodderen (fleiren, fleren) = strelen, vleien  fleddere (Venray), flikflooien: flikfloouje (Venray), schmeigeln (du.): cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 185 s.v. "smeigelen"= vleien, mooi praten. Uit Hgd. s.v. "schmeicheln  smejchele (Venray) aanhalig doen, vleien, lief doen || flikflooien [SGV (1914)] || vleien, flemen, naar de mond praten III-1-4
flink; flinke persoon goede werker: ene goeie werker (Venray), hel: hel (Venray) geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4