31470 |
forceren |
forceren:
fǫrsērǝ (L210p Venray)
|
Met behulp van een forceerijzer het plaatmateriaal tegen de draaiende mal van de forceerbank drukken. [N 66, 22c]
II-11
|
20047 |
forsythia |
forsythia:
forsitsia (L210p Venray),
forsythia (L210p Venray)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboos (L210p Venray),
mv: -e
framboose (L210p Venray)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
18784 |
franje |
franje:
franje (L210p Venray),
franjǝ (L210p Venray),
franjel:
frangel (L210p Venray),
fraŋǝl (L210p Venray)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
31875 |
freesmachine |
frees:
frē̜s (L210p Venray)
|
Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.]
II-12
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
frisjes:
friskes (L210p Venray),
tamelijk koud:
tamelek kâlt (L210p Venray)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17598 |
fronsen |
fronselen:
froonsele (L210p Venray)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
muiken:
mojjike (L210p Venray)
|
meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
groezen:
groēze (L210p Venray),
grōēze (L210p Venray),
vroeger, as de bòwáppel riep wòn, zate de meense duk òp de gro‰s te gro‰ze
groēze (L210p Venray)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || het ter plaatse eten van vers geplukt fruit
III-2-3
|