17796 |
haarstaart |
staart:
stàrt (L210p Venray),
stárt (L210p Venray),
vlecht:
vlechtte (L210p Venray)
|
het los neerhangende gedeelte van het haar, als men het bijeen gebonden draagt [staart, keu, vlecht] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
17750 |
haarvlecht |
vlecht:
vlecht (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] || vlecht [SGV (1914)]
III-1-1
|
22054 |
haarwormen |
haarwormen:
heur wûrm (L210p Venray)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: haarwormen (komen in grote hoeveelheden voor)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17581 |
haarwrong |
knotje:
knutje (L210p Venray)
|
haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20782 |
haas |
haas:
haas (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
haas (mv.):
haas (L210p Venray),
zandhaas:
zandhaas (L210p Venray)
|
haas [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || Haas, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)] || hazen [SGV (1914)] || zandhaas [SGV (1914)]
III-4-2
|
22348 |
haasje-over |
bokspringen:
bokspringe (L210p Venray)
|
Het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18986 |
haast hebben |
drijven:
drīēeve (L210p Venray),
jagen:
jaage (L210p Venray),
zijn eigen haasten:
zien aege hoste (L210p Venray),
zijn eigen spoeden:
zien aege spoeje (L210p Venray)
|
door haast gedreven zijn, uit gejaagdheid zich haasten [jachten, jakken] [N 85 (1981)] || spoeden, haasten || vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)] || zich haasten, zich spoeden
III-1-4
|
18994 |
haastig |
drei:
drei (L210p Venray),
Weijnen Etym. Wb., pag. 112, s.v. drei, vlug, haastig.
drei (L210p Venray),
haastig:
hŏastig (L210p Venray),
hósteg (L210p Venray),
hortig:
horteg (L210p Venray),
hortig (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
door haast gedreven zijn, uit gejaagdheid zich haasten [jachten, jakken] [N 85 (1981)] || haastig [SGV (1914)] || haastig, overijld || in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)] || vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
ektis:
eektes (L210p Venray, ...
L210p Venray),
eektès (L210p Venray),
eektés (L210p Venray),
iktes (L210p Venray),
hagedis:
hagedis (L210p Venray)
|
(muur)hagedis [SGV (1914)] || hagedis [DC 07 (1939)], [Weijnen BN 06 (1939)]
III-4-2
|
25143 |
hagelbui |
hagelbui:
hagelbuuj (L210p Venray),
hagelschoer:
hagelschoer (L210p Venray)
|
hagelbui [DC 16 (1948)]
III-4-4
|