e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huid huid: hút (Venray), hüd (Venray), vel: vel (Venray, ... ), vèl (Venray) huid [DC 01 (1931)] III-1-1
huidschilfers schilfers: schirfel (Venray) schilfer [SGV (1914)] III-1-2
huiduitslag uitslag: uutslag (Venray), uutslág (Venray) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)] III-1-2
huif van de huifkar huif: hūf (Venray) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hūfkar (Venray) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huig huig: huug (Venray) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)] III-1-1
huilen beuken: bäöke (Venray, ... ), ⁄t bäöke (Venray), (luid).  buuke (Venray), huilen: hule (Venray, ... ), Veldeke 1979 nr. 1  huūle (Venray), schreeuwen: schrewwe (Venray, ... ), schruuwe (Venray), schruwwe (Venray), schröwe (Venray, ... ), schröwwe (Venray) het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || huilen ve hond of wolf || huilen, schreien || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] || overmatig huilen || schreien, huilen || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-2-1
huilen, schreien schreeuwen: schrèuwe (Venray) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis van de schop huis: hys (Venray) IJzeren koker of ring waarin de steel van de schop sluit. [I, 29d] II-4
huis, woning huis: huus (Venray), hŭŭs (Venray), Hoe langer hoe wieër van huus rake: steeds verder van het gestelde doel raken Ieder huus hit zien kruus: iedere familie kent wel eens zorgen en verdriet HuËs zien kruËs: wie huizen verhuurt heeft altijd last en ongemak  huus (Venray), knip: wat is dat toch een âlde knip  knip (Venray) benaming voor een huis || huis [SGV (1914)] || woning III-2-1