18941 |
iemand iets verwijten |
manen:
maane (L210p Venray),
verwijten:
verwiete (L210p Venray)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
op de hit zetten:
iemand op de hit zette (L210p Venray),
opnaaien:
iemes òpnaeie (L210p Venray)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
de wind van voren geven:
iemand de wiend van veur gēēve (L210p Venray),
kijven:
kiēve (L210p Venray)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] || kijven, met hoge stem verwijten maken
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
bestuute (L210p Venray),
stuiten:
stute (L210p Venray),
veul stute (L210p Venray)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
niet bijgeven:
nie bìj gaeve (L210p Venray),
niet toegeven:
nie toe gêve (L210p Venray),
volhouden:
volhalde (L210p Venray)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
laten begaan:
begoan (L210p Venray),
laten gewhren (du.):
loate gewerre (L210p Venray),
cf. WNT IV kol. 2112 s.v. gewaren"(met zelfde bet.): volgens WNT in levende taal, thans onbekend
laote gewerre (L210p Venray)
|
betijen [SGV (1914)] || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
noden:
nūūēje (L210p Venray),
verzoeken:
verzuuke (L210p Venray)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24635 |
iep |
iep:
Veldeke 1979, nr. 1
d’n iep (L210p Venray),
WLD
īēp (L210p Venray)
|
De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19246 |
iets (leren) beheersen |
goed kunnen:
⁄t goēd kunne (L210p Venray),
uit de kunst kennen:
uut de kunst kenne (L210p Venray)
|
een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18859 |
iets in acht nemen |
waren:
waare (L210p Venray),
ware (L210p Venray)
|
zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|