id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18812 | informeren (onoverg.) | informeren: ienformiere (Venray), ienformieren (Venray) | inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17982 | ingebeelde ziekte | inbeeld: ienbild (Venray), kunsten: kunste (Venray) | Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 84 (1981)] III-1-2 |
28476 | ingelegd | ingelegd: ingǝlēt (Venray) | Gezegd van een moerdop of van een cel, wanneer er door de koningin een eitje in is gelegd. [N 63, 22a; N 63, 21a; N 63, 18; Ge 37, 69] II-6 |
20643 | ingemaakt voedsel | inmaak: We hebbe enne groeëten ienmaak ien de kelder staan ienmaak (Venray), We zien mit dn ienmaak verreg ienmaak (Venray) | de ingemaakte soorten groenten/fruit (sterillisatie) || de totale voorraad ingemaakte groenten/ fruit III-2-3 |
18849 | ingetogen | gewoon: gewoon (Venray) | zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17701 | ingewanden | ingewand: iengewand (Venray), ingewanden: iengewande (Venray) | ingewanden [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-1 |
17909 | ingieten (met geluid) | klatsen: klatse (Venray), spetteren: spettere (Venray) | gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)] III-1-2 |
19271 | ingrijpen | ingrijpen: ien griepe (Venray) | met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24960 | inham | inham: ien ham (Venray), staart: (staart). de stárt (Venray) | inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33030 | inkappen, eerste slagen maken met de zicht | inslaan: inslaan (Venray) | De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f] I-4 |